Overlijden partner en box 3
In een arrest
van 8 september 2006 besliste de Hoge Raad dat bij
overlijden van de partner de berekening van het forfaitaire
rendement van box 3 naar tijdsgelang mogelijk was, ondanks
keuze voor het voljaarspartnerschap. Hierdoor is het
mogelijk in het jaar van overlijden ook op de zogenoemde
einddatum vermogensbestanddelen toe te rekenen aan de
overleden partner ιn een tijdsgelange herrekening toe te
passen. Het volgende voorbeeld laat zien dat hiermee niet
over hetzelfde forfaitaire rendement belasting wordt geheven
vergeleken met de situatie als de samenloop tussen het
voljaarspartnerschap en tijdsgelange herrekening niet
plaatsvindt.
Voorbeeld
(Voor het overzicht houden we geen rekening met het
heffingsvrije vermogen)
X en Y zijn gehuwd. X heeft een box 3-vermogen met een
waarde in het economische verkeer van 100.000 op 1 januari.
Op 31 december is het vermogen van X aangegroeid tot
110.000. X en Y hebben gekozen voor toepassing van
voljaarspartnerschap. De bestanddelen van de
rendementsgrondslag mogen daarom vrij worden verdeeld over
beide partners.
Uitwerking
De peildata voor X zijn 1 januari en 31 december. De
bestanddelen van de rendementsgrondslag mogen vrij worden
verdeeld over beide partners.
Op 1 januari worden alle vermogensbestanddelen aan X
toegerekend (100.000). Op 31 december worden ook alle
vermogensbestanddelen aan X toegerekend (110.000). De
gemiddelde rendementsgrondslag van X is: (100.000 +
110.000) /2 = 105.000. Het forfaitaire rendement is 4% *
105.000 = 4.200.
Stel nu dat X op
1 oktober overlijdt. De waarde van zijn vermogen is dan
reeds 110.000. Y is enig erfgenaam. X en Y kiezen wederom
voor het voljaarspartnerschap.
Uitwerking huidige regeling
De peildata voor X zijn nu 1 januari en 1 oktober. De
bestanddelen van de rendementsgrondslag mogen nog steeds
vrij worden verdeeld over beide partners.
Op 1 januari worden alle vermogensbestanddelen aan X
toegerekend (100.000). Op 1 oktober worden ook alle
vermogensbestanddelen aan X toegerekend (110.000). De
gemiddelde rendementsgrondslag van X is wederom 105.000.
Het forfaitaire rendement mag naar tijdsgelang worden
toegerekend aan X en is daarom (9/12*4%) * 105.000 =
3.150. Door de volledige toerekening aan X en de keuze voor
het voljaarspartnerschap is de rendementsgrondslag voor Y op
31 december nihil.
Het forfaitaire rendement van X en Y blijft dus staan op
totaal 3.150.
De Hoge Raad
heeft in zijn arrest deze uitwerking bevestigd. Dat de
wetgever hiermee niet gelukkig is, zal geen verrassing zijn.
Hij wil de berekening van het forfaitaire rendement dan ook
anders vorm gaan geven indien sprake is van aanvang dan wel
beλindiging van belastingplicht gedurende het kalenderjaar.
De tussentijdse peildatum vervalt en ook wordt het
percentage van het forfaitaire rendement niet meer naar
tijdsgelang herrekend. Deze wijzigingen gelden voor alle
situaties waarbij de binnenlandse belastingplicht gedurende
het kalenderjaar aanvangt of eindigt (geboorte, immigratie,
overlijden en emigratie).
Start of eindigt
de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar, dan
wordt op dat moment de rendementsgrondslag gesteld op nihil.
In aanvulling hierop geldt dat bij overlijden en keuze voor
het voljaarspartnerschap het aan de overledene toegerekende
vermogen wel volledig in aanmerking wordt genomen.
Uitwerking voorgestelde regeling bij overlijden van X op 1
oktober
De peildata onder de nieuwe regeling zijn 1 januari en 31
december. De bestanddelen van de rendementsgrondslag mogen
nog steeds vrij worden verdeeld over beide partners. Dit
betekent dat alle bestanddelen op beide data ook nog steeds
aan de overledene mogen worden toegerekend.
Op 1 januari worden alle vermogensbestanddelen aan X
toegerekend (100.000). Nieuw is dat per 31 december ook
alle bestanddelen aan X worden toegerekend (110.000) en
niet meer per datum van overlijden. De gemiddelde
rendementsgrondslag van X is: (100.000 + 110.000) /2 =
105.000. Het forfaitaire rendement is 4% * 105.000 =
4.200.
Deze
wetswijziging gaat in op 1 januari 2008.
Datum: mei/juni 2007
Bron: BDO Actueel nummer 3
Auteur: Bureau Vaktechniek
|