|
Een
directeur-grootaandeelhouder (DGA) is niet aan te merken als
ondernemer. Zo heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Op basis van het
arrest Van der Steen (C-355/06) van het Hof van Justitie van de Europese
Unie van 18 oktober 2007 komt de Hoge Raad hiermee terug van zijn
eerdere rechtsopvatting (arrest van 26 april 2002, nr. 35775, BNB
2002/275).
In deze zaak
heeft de belastinginspecteur bij beschikking de DGA en twee
vennootschappen aangemerkt als fiscale eenheid. De DGA heeft een
woonboerderij laten bouwen en de in rekening gebrachte
omzetbelasting in de aangifte van de fiscale eenheid in aftrek
gebracht. Naar aanleiding van het arrest Van der Steen heeft de
inspecteur zich op het standpunt gesteld dat zich op de datum van
dit arrest met betrekking tot de woonboerderij een onttrekking aan
het ondernemingsvermogen heeft voorgedaan. Op grond daarvan heeft
hij omzetbelasting nageheven.
Het hof Amsterdam
(LJN BN6227) heeft geoordeeld dat de DGA materieel geen deel heeft
uitgemaakt van de fiscale eenheid en dat geen belasting kan worden
nageheven.
De Hoge Raad
verklaart het beroep in cassatie van de staatssecretaris tegen de
uitspraak van het hof ongegrond. De Hoge Raad handhaaft op grond van
het arrest Van der Steen niet langer zijn rechtsopvatting van het
arrest van 26 april 2002. De DGA is niet aan te merken als
ondernemer. Gevolg van deze opvatting is dat belanghebbende nooit
deel heeft uitgemaakt van de fiscale eenheid. Op de datum van het
arrest Van der Steen heeft zich geen belastbaar feit, onttrekking
aan het ondernemingsvermogen van belanghebbende, zoals de Inspecteur
stelde, voorgedaan. De Hoge Raad merkt daarnaast op dat het
rechtszekerheidsbeginsel zich verzet tegen naheffing van de naar nu
blijkt ten onrechte in aftrek gebrachte belasting indien de
belastingplichtigen hebben gehandeld overeenkomstig de door de
nationale rechter in hoogste aanleg gewezen jurisprudentie.
Hoge
Raad, LJN BU7264, 14 december 2012
|
|